Reisgedrag naar werk verandert het makkelijkst bij nieuwe baan of verhuizing
Om ervoor te zorgen dat werknemers een korte woon-werkafstand op een gezondere en duurzamere manier afleggen, is een combinatie van maatregelen nodig. Zowel van de overheid als van werkgevers. Dat kan door actieve reisvormen te stimuleren en tegelijkertijd het gebruik van de auto minder aantrekkelijk te maken.
Maatregelen hebben meest effect bij verandering van routine
Reisgedrag is gewoontegedrag. En dat is lastig te veranderen. Maatregelen hebben dan ook het meeste effect op momenten dat mensen een nieuwe routine ontwikkelen. Bijvoorbeeld als zij beginnen met een nieuwe baan en de eerste keren afwegen met welk vervoersmiddel zij naar hun werk gaan reizen.
Het is belangrijk dat deze maatregelen het bewustzijn en de kennis over actieve vervoersvormen vergroten. Bijvoorbeeld over de route, kosten en reistijden van reizen met OV of fiets naar het werk. Maar mensen moeten ook voor de actieve vervoerswijzen kúnnen kiezen. Dat kan bijvoorbeeld door deze het gemakkelijkst en best betaalbaar te maken.
Goede voorzieningen en aantrekkelijke regelingen
De overheid kan bijvoorbeeld zorgen voor een duurzaam mobiliteitsbeleid. Dat betekent een goede bereikbaarheid met OV voor iedereen, en goede, veilige en prettige fiets- en wandelpaden.
Verder is het belangrijk dat de overheid werknemers overzichtelijke informatie geeft over reiskosten en reistijden van alternatieve vervoersvormen. Daarnaast kan de overheid werkgevers via wet- en regelgeving de gelegenheid geven om een duurzaam mobiliteitsbeleid te voeren.
Werknemers en werkgevers hebben meer kennis nodig over regelingen en vergoedingen voor actieve vervoerswijzen. Werkgevers kunnen door het parkeerbeleid het autogebruik van hun werknemers ontmoedigen. En ze kunnen zorgen voor goede fietsvoorzieningen, vergoedingen en regelingen en hun werknemers hierover informeren.